Werkgevers kunnen een parafiscaal vrijgestelde forfaitaire vergoeding toekennen aan hun thuiswerkende werknemers ter compensatie van de kosten die gepaard gaan met dit thuiswerken.
Om één en ander te verduidelijken in het kader van het vele (tele)thuiswerken tijdens de coronacrisis, vaardigde de fiscus in juli 2020 een fiscale circulaire (Circulaire 2020/C/100) uit volgens dewelke de werkgever aan zijn werknemers die effectief regelmatig en structureel thuiswerken (ook los van het corona-thuiswerk) een forfaitaire thuiswerkvergoeding mag toekennen van maximaal 129,48 EUR per maand. Dit bedrag wordt geacht de “bureaukosten” te dekken en is niet onderworpen aan belastingen. Hetzelfde bedrag was ook reeds door de RSZ aanvaard in de instructies zoals beschikbaar op de website van de RSZ.
Hoewel deze circulaire tot doel had een duidelijk kader te creëren voor de kosten eigen aan de werkgever en het aantal rulings te beperken, werd helaas het tegenovergestelde bereikt en bleken er belangrijke verschillen te bestaan met de voorwaarden van de RSZ. Meer bepaald kon de vergoeding volgens de fiscus slechts worden toegekend indien de werknemer minstens 5 werkdagen per maand van thuis werkt, terwijl de RSZ gemiddeld 1 thuiswerkdag per week aanvaardt om te spreken van “regelmatig en structureel thuiswerk”.
Naast deze discrepantie met de RSZ, sprak de circulaire zich ook niet duidelijk uit over welke kosten nu precies gedekt werden door het forfait en mocht er qua bedrag geen onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende functiecategorieën zonder ruling. Ook mocht de vergoeding niet worden gecombineerd met eventuele andere vergoedingen voor bureaukosten die de werknemer reeds zou ontvangen zonder eerst een ruling te bekomen.
Kortom, de circulaire zorgde voor tal van onzekerheden en liet veel vragen onbeantwoord.
Nieuwe fiscale Circulaire 2021/C/20 over tussenkomsten van de werkgever voor thuiswerk
Op 26 februari 2021 werd hieraan verholpen door de publicatie van een nieuwe Circulaire 2021/C/20 die de vorige vervangt.
Deze werd wel opgesteld in overleg met de RSZ en komt inhoudelijk sterk overeen met de manier waarop de RSZ in het verleden deze kostenvergoeding reeds toepaste. De bestaande onduidelijkheden werden hierbij zo goed als mogelijk uitgeklaard.
De regering heeft evenwel beslist om het maximumbedrag van 129,48 EUR voor de maanden april, mei en juni 2021 tijdelijk te verhogen tot 144,31 EUR per maand, aangezien dit bedrag meer in overeenstemming zou zijn met de werkelijk gemaakte kosten. Dit bedrag wordt toegepast door de fiscus en de RSZ.
De fiscus aanvaardt dat deze laatste kosten bovenop de forfaitaire kantoorvergoeding toch worden terugbetaald, op voorwaarde dat (1) deze gebaseerd zijn op werkelijke bewijsstukken en (2) verband houden met investeringen die noodzakelijk zijn om de beroepsactiviteit thuis op een normale wijze te kunnen uitvoeren. De werkgever moet de bewijsstukken ter beschikking houden.
Bovendien moeten de eenmalige terugbetalingen redelijk blijven. Zo zal een jaarlijkse terugbetaling van de volledige kost voor de aankoop van een bureaustoel niet worden aanvaard door de fiscus, die gaat kijken naar de normale gebruiksduur van die bureaustoel. De fiscus geeft hierbij een overzichtslijstje voor wat betreft de “normale gebruiksduur” van:
Ook is het mogelijk deze zaken ter beschikking te stellen (en dus niet terug te betalen) zonder dat dit invloed heeft op het bedrag van de forfaitaire kostenvergoeding. De terbeschikkingstelling echter van goederen die de behoeften van thuiswerk op onredelijke wijze overstijgen (bijv. een dure design bureaulamp of zetel) geeft wel aanleiding tot een belastbaar voordeel van alle aard. Hierbij moet worden gekeken naar wat de werkgever in normale omstandigheden ter beschikking stelt op de werkvloer.
Wanneer de maandelijks toegekende bedragen hoger zijn dan deze forfaits, én er geen bewijsstukken worden geleverd om de hoogte van het bedrag te verantwoorden wordt het gedeelte van de vergoeding dat het forfait overschrijdt, onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing.
***
De nieuw circulaire is in werking getreden op 1 maart 2021, maar doet geen afbreuk aan de van kracht zijnde rulings op datum van inwerkingtreding. De fiscus zal weliswaar rekening houden met de hierin opgenomen principes voor de situaties van thuiswerk die zich hebben voorgedaan vanaf 1 januari 2020.
Ondertussen heeft ook RSZ bevestigd deze circulaire volledig te volgen voor wat betreft de kwalificatie van ter beschikking stelling van materiaal en terugbetalingen in het kader van kosten verbonden aan thuiswerk.